Door Richard Steenvoorde o.p.
Vandaag (14 mei) horen we in de eerste lezing hoe Mattias de opvolger wordt van de apostel Judas. Zijn verkiezing is de uitkomst van een loting tussen hem en een andere kandidaat. Het opvallende is dat we over die andere kandidaat veel meer weten dan over Mattias. De andere kandidaat wordt aangeduid met drie namen: Jozef, Barsabbas en Justus. Alle drie de namen betekenen iets. De naam ‘Jozef’ betekent letterlijk in het Hebreeuws ‘Moge de Heer toevoegen’. De naam Barsabba kan uitgelegd worden als de man van de gelofte, de man die zijn woord nakomt. En in de naam ‘justus’ klinkt het woord justitia al door, de rechtvaardige. Kortom, de tegenkandidaat lijkt alleen al op grond van zijn namen een goede kans te maken om tot opvolger gekozen te worden. Want als je zijn namen in één zin samenvat dan krijg je zoiets als een redelijk dwingend smeekgebed ‘De Heer moge toevoegen de trouwe en rechtvaardige man’. En toch gebeurt dat niet.
Het lijken wel de Brexit onderhandelingen
Zo gaat dat wel vaker met God. Het meest logische, meest voor de hand liggende antwoord, is niet het antwoord dat God geeft. Het lijken wel Brexit-onderhandelingen. Had de Britse schrijver Delderfield dan toch gelijk toen hij zijn boek de titel gaf “God is an Englishman’? Gelukkig geeft de Heilige Schrift zelf een minder verontrustend antwoord. Als het om de uitverkiezing van mensen gaat, zo schrijft Paulus, dan werkt God heel anders, zo is zijn eigen ervaring:
“Wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren, de wijzen te beschamen, wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om de het sterke te beschamen, wat voor de wereld van geringe afkomst is en onbeduidend, heeft God uitverkoren; wat niets is om teniet te doen wat iets is, opdat tegenover God geen mens zou roemen op zichzelf” (1 kor. 27-29).
Wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren
Misschien krijgen we hiermee een beter zicht op wat er tijdens de uitverkiezing gebeurt. Jozef mag een goed mens zijn geweest, hij had ook een zekere reputatie, een reputatie die in zijn bijnamen tot uitdrukking kwam. Een reputatie waardoor hij de beste kandidaat leek te zijn. En misschien is hij daar wel wat trots om geweest. Het feit dat alle drie de namen hier genoemd worden, geeft toch aan dat ook anderen het belangrijk hebben gevonden om Jozef met deze drie namen te typeren. Maar God kijkt niet naar wat mensen vinden. God kijkt rechtstreeks in de harten van de mensen. En Hij kiest Mattias, de man waarvan we zo weinig weten. De man wiens naam letterlijk betekent ‘de gave Gods’. Laten we bidden dat ook ons leven een ‘gave Gods’ voor de mensen mag worden.
(naar Handelingen 1, 15-17 en 20-26; Johannes, 15, 09-17)